Stein Oostra maakt als jong meisje de hongerwinter mee in de Wieringermeer. Haar ouders waren pioniers, de eerste boeren in de drooggemalen Noord-Hollandse polder. Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog waren ze vanuit Friesland naar de Wieringermeer gekomen, waar alle ruimte was.
Het is bijna 75 jaar geleden, maar nog altijd ziet de nu 91-jarige Stein de beelden van de laatste oorlogswinter helder voor zich. De dagelijkse stoet mensen die na tientallen kilometers lopen langskwamen op de boerderij van haar ouders voor een stuk brood met worst. "Je moet je voorstellen dat ze al heel veel honger hadden geleden voordat ze erop uit trokken. Ze kwamen helemaal uit Amsterdam. Lopend."
Zelf hoefde Stein geen honger te lijden. Ondanks dat het gezin met haar vijf broers en zussen op rantsoen zijn gezet, heeft het gezin in de hongerwinter nog voldoende te eten. "Dan slachtte mijn vader 's nachts stiekem een varken en maakten we de volgende dag met zijn allen worst. En bij de graanoogst hielden we natuurlijk veel meer achter dan mocht. Zo konden we nog wat delen met de mensen die honger leden."
Buurman
Ook andere gezinnen hielpen mee. "Onze buurman had een hele grote voerton waarin ze vroeger aardappels en bieten kookten voor het vee. Daarin maakte hij op den duur eten voor de voedselzoekers. Die mensen waren allemaal zo verzwakt. Dat ging natuurlijk als een lopend vuurtje. Soms kwamen er wel vijftig mensen op een dag en hadden wij ook niet genoeg om iedereen eten te geven.
"De zoektocht naar voedsel in de polder is niet zonder gevaar. Eind maart 1945 worden twee buurmannen uit Alkmaar doodgeschoten op het moment dat ze bij een boerderij in Slootdorp het erf op lopen om voedsel te halen. Of ze uit naam van het verzet handelden is niet bekend, maar ze zijn verraden en worden opgewacht door een Duitse officier. Stein kan zich niet herinneren dat ze last hadden van de Duitsers die in de Wieringermeer zaten. "Dat waren ook boeren. Het waren de NSB-ers en de SS-ers die hier het kwaad hebben gesticht."
Onderwaterzetting
Hoewel ze de hongerwinter goed waren doorgekomen, staat het gezin van Stein na de oorlog alsnog met lege handen. Met de bevrijding in zicht blazen de Duitsers de dijk op die de Wieringermeerpolder beschermt. De dijkdoorbraak wordt aangekondigd en de inwoners van de polder hebben precies een dag om zichzelf en het vee in veiligheid te brengen. Enkele dagen na de dijkdoorbraak gaat de vader van Stein met een boot de polder in om spullen uit de boederij te halen. Er valt niets meer te redden, van de boerderij staat alleen nog een karkas. "Ik zie mijn vader nog huilen 's avonds. Hij had niets voor ons mee."